Terug naar overzicht

Sjaak Brasser

In het vlakke land op Walcheren, net buiten het dorp Biggekerke, draaien de wieken van Brassers molen uit 1712 tevreden rond. De kenmerkende rode roeden vangen de wind die ongestoord over de Westerschelde wordt aangevoerd. Af en toe stopt er een auto, de inzittenden nemen een foto van de molen en lopen dan richting de naastgelegen winkel. Molenaar Sjaak Brasser (1960) groet ze in het voorbijgaan. Zijn haar is wit en dat kan van zowel het meel als de leeftijd zijn gekomen. Hij is een van de weinige beroepsmolenaars die Zeeland nog rijk is.

De Molen van Biggekerke in 1926

Sjaak Brasser is de zevende generatie in zijn molenfamilie, de zesde op deze korenmolen. Als kind woonde hij met zijn ouders in de knechtswoning, zijn grootouders woonden in de woning naast de molen. Hij groeide er onbezorgd op, vrij en blij op het platteland. “De bomen groeiden niet tot in de hemel, maar we konden er altijd goed van leven. Als klein mannetje vond ik de molen enorm groot, dat weet ik nog wel. Maar het is een betrekkelijk kleine grondzeiler.”

Opgroeien
De molen en de bijbehorende maalderij werden in de jaren zestig en zeventig gerund door Sjaaks opa Zacharias en vader Adri. Het was van oudsher het boerengemaal voor Biggekerke, maar er waren ook wel bakkers voor wie de Brassers meel konden malen. Als jonge tiener kon Sjaak dat molenwerk nog niet zo boeien. Liever ging hij met de vrachtauto mee om het veevoer en het bakkersmeel bij de klanten af te leveren. “Maar op een gegeven moment ontstaat dan toch de liefde voor het vak. Van lieverlee groei je daarin. Als kind kwam je uit school en woog je wel eens wat zakken af voor je vader. Vanaf mijn 15e jaar ongeveer lukte het ook om de molen wat zelfstandiger te bedienen, eens stilzetten bijvoorbeeld of afzeilen.”

Wilt u meer lezen? Bekijk hier het artikel van het gehele interview (augustus 2021).


Terug naar overzicht


TRANSCRIPTIES

AUDIO